“Ook Ik veroordeel u niet.”
Column door: Michel Letteboer
“Je eet het hele menu, of je eet in een ander restaurant.” Dit was de boodschap van mgr. Mutsaerts, hulpbisschop van ’s Hertogenbosch, tijdens de Katholieke Jongerendag. Halve bekering bestaat niet, we moeten radicaal leven. Dit soort taalgebruik vrees ik. Ik draag mijn eigen “radicale levenservaring” met me mee en wens nooit meer terecht te komen in een omgeving waar relativeren en nuanceren niet bestaan. Waar radicaal geleefd wordt, waar geen ruimte is voor fouten en elke afwijking van de pure, fundamentele Leer niet wordt geaccepteerd. Deze vorm van fanatisme vinden we alleen terug in enge clubjes, waar “de ander” wordt doodgezwegen of veroordeeld. Van een bevriende priester, die ik misschien wel het meest waardeer van allemaal, leerde ik een belangrijke les: geloof mag nooit gepaard gaan met fanatisme.
Afwijken van de leer. Zodra dit gebeurt, lijken er in katholieke kringen slechts twee reacties te bestaan: veroordelen of zwijgen. Het wordt je óf heel duidelijk gemaakt dat je verkeerd bezig bent (in de ogen van anderen), of dat je er maar beter niets over kunt zeggen, vooral in het openbaar. Alsof we terug zijn in de jaren vijftig. Het gesprek met elkaar erover aangaan, met als doel de ander te begrijpen en te accepteren, zonder te oordelen, blijkt in de praktijk moeilijker dan gedacht. Vaak wordt er ongemakkelijk omheen gedraaid, of nog erger: je wordt gewoon genegeerd. “Gecanceld” zelfs, in een enkel geval. Het gesprek gaat overigens wel door, maar dan achter je rug om, over hoe fout je bezig bent en hoe “teleurgesteld” ze zijn in zulke betrokken, katholieke mensen. Roddel zal wel één van de meest voorkomende zondes zijn. Een dagelijkse zonde zelfs. In vrijwel elke biecht neem ik mijn aandeel hierin mee. En ik biecht al veel te weinig.
“Oordeel niet, opdat gij niet geoordeeld wordt”
Jezus was overigens net zo duidelijk als de bisschop, maar dan wat liefdevoller: “Oordeel niet, opdat gij niet geoordeeld wordt” (Mattheüs 7:1-2). Die les moeten de meesten van ons gemist hebben. Jezus sprak bovendien vaak over de Farizeeën, die de wet strikt volgden en anderen hierop wezen. Hij noemde hen “hypocrieten, huichelaars!” (Mattheüs 23). Ik heb tot nu toe vooral van Jezus geleerd dat ik zo min mogelijk op hen wil lijken, en dat ik mezelf voortdurend moet bevragen of ik daarin slaag. Wat me overigens nog niet vaak lukt, maar dat hoort bij het mens-zijn. We zijn niet volmaakt, we maken fouten en proberen het steeds opnieuw. Net als de overspelige vrouw, die niet veroordeeld werd door Jezus, maar te horen kreeg: “ga heen en zondig voortaan niet meer.”
Natuurlijk vormt de Leer van de Kerk de kern van ons geloof. Ze geeft vorm aan ons leven, leidt ons en helpt ons Christus na te volgen. Katholieken dienen de Leer van de Kerk grondig te bestuderen, met hun verstand en hun hart, en deze te overwegen bij belangrijke levenskeuzes. Maar we kunnen ook leren om hiermee op een waardevolle manier om te gaan. Paus Franciscus zei bijvoorbeeld: “de leer van de Kerk vormt het geweten, maar vervangt het geweten niet.”[1] Op basis van wat de Kerk ons leert dient iedere gelovige na gebed en gesprek een zorgvuldige afweging te maken wat zijn of haar weg is in het leven. Het eigen geweten heeft altijd het laatste woord, maar wel zo dat het voldoende is gevormd.
Wat nog belangrijker is, is dat we uiteindelijk allemaal voor Gods troon zullen staan en verantwoording moeten afleggen. Op dat moment staan we alleen, er staat niemand naast ons. Het lijkt me daarom des te waardevoller elkaars wegen te respecteren, en niet meteen te oordelen over anderen. Moge de Heer ons de kracht geven om dit te doen, ons vergeven als we falen en ons telkens nieuwe kansen bieden. Amen.
[1] Paus Franciscus en het geweten – Theologisch LogboekTheologisch Logboek (bertloonstra.nl)
[2] Afbeelding via: Why God Gave Jesus as a Ransom Sacrifice | Draw Close (jw.org)