Carnaval: een katholiek feest!

Door: Michel

Als je een Twentse carnavalsparty bezoekt, is de kans klein dat je iemand vindt die ook de vastentijd bewust zegt in te vullen. Het katholieke geloof lijkt op de carnavalsfeesten in Twente verder weg dan bij welke traditie dan ook. Hoe dat in het zuiden des lands is, daar kan ik als Almeloër (een stad die überhaupt geen carnaval viert, trouwens) helaas niets over zeggen. Maar jammer vind ik het wel. Meer dan, zelfs. De katholieke betekenis van carnaval én de tijd die er na komt, is groot. Een beknopte uitleg.

De oorsprong van het woord ‘carnaval’ ligt mogelijk in het Italiaanse ‘carna levare’, wat ook wel ‘opheffen of wegnemen van vlees’ betekent. Het is een vooruitblik op de naderende vastentijd, waarin we ons tenminste op Aswoensdag, de vrijdagen en Goede Vrijdag, zullen onthouden van het eten van vlees. Het carnavalsfeest is een laatste uitspatting, een mogelijkheid om ‘los te gaan’. Vanaf 11 november, het feest van Sint Maarten, wordt carnaval voorbereid. Tijdens het feest wordt er goed gegeten en vooral gedronken, mensen verkleden zich en kerkelijke en burgerlijke autoriteiten worden bespot. Er vinden parades met praalwagens plaats en in Twente staat in elk dorp een grote feesttent. In het zuiden van het land kent men nog de traditie van de carnavalsmis, die de feestperiode inluidt. Het feest eindigt op Vasteloavend (dinsdag voor Aswoensdag), waarop traditioneel pannenkoeken worden gegeten.

 

 

 

 

 

 

 

Maar, zoals gezegd is de carnaval vooral gericht op wat daarná komt. Een goed feest moet je immers goed voorbereiden. Zo kent Kerstmis de Advent, en Pasen de Veertigdagentijd. Die tijd begint met Aswoensdag, dit jaar op 22 februari. Die dag is een dag van inkeer, gebed en liturgie. In de meeste kerken kun je naar een gebedsdienst of eucharistieviering waarin de priester de as van verbrande takken van Palmzondag op je voorhoofd aanbrengt in de vorm van het bekende ‘askruisje’. De priester spreekt dan tot jou heftige woorden uit de Bijbel: “Stof ben je, tot stof keer je terug” (woorden die tot Abel werden gesproken, Genesis 3, 19) of: “Bekeer je en geloof in het Evangelie” (Marcus 1,15). Het is gebruik om het askruisje de rest van de dag te laten zitten.

Vanaf dan begint de vastentijd: een periode waarin we soberder leven, ons onthouden van luxe en overdaad, en waarin we boetelingen zijn. Het is een goed idee in deze tijd met een priester een biechtgesprek te voeren en het sacrament van boete en verzoening te ontvangen. In zo’n gesprek spreek je je dankbaarheid uit voor alles wat je ontvangt en je erkent wat je fout gedaan hebt. De priester spreekt je in naam van Jezus vrij en geeft je goede raad om opgelopen of aangedane schade te repareren (penitentie/boete). Om als een nieuwe mens Pasen te kunnen vieren, de opgestane Jezus achterna.

 

 

Geef een antwoord