Dag 12 zomer licht challenge: Nooduitganglicht

Lichtbron: Nooduitganglicht
Frequentie: 50~60Hz

We kennen het allemaal, ook al hebben we er misschien nooit gebruik van hoeven maken: het lichtje dat in het donker de weg wijst naar de nooduitgang. Of je nu in een concertzaal bent, een bar of een hotel, overal is hetzelfde groene lichtje te vinden. Toen ik nog iets aan zelfverdediging deed, spoorden de instructeurs ons soms aan om altijd te kijken waar de uitgangen waren. Dan was je alvast voorbereid als je in een onvoorziene situatie terecht zou komen.

Dit lichtje brandt altijd (net als de godslamp, die we later misschien nog zullen tegenkomen in deze challenge). En het is heel belangrijk dat de noodverlichting blijft branden, als de stroom uitvalt in de rest van het gebouw. Vandaar dat het lampje een extra eigen batterij heeft, en een bedrijf minstens één keer per jaar de noodverlichting moet laten controleren.

Deze groene gids, die licht blijft geven ook wanneer de andere lampen het laten afweten, doet me denken aan de parabel van de vijf verstandige en de vijf dwaze meisjes. Alle tien wachtten ze ’s nachts op de komst van de bruidegom. Maar toen hij eraankwam, waren de lampen van de laatste vijf opgebrand, en ze konden nergens meer olie krijgen, zelfs niet van hun vriendinnen.

Vaak lijkt dat verhaal hard. Zelf moet ik altijd een beetje slikken als ik die vijf verstandige meisjes hoor: “nee hoor, had je zelf moeten regelen, zoek het maar uit”. In de traditie van de Kerk is er dus nagedacht over wat dat voor olie zou kunnen zijn, die je niet met anderen kunt delen. Volgens Augustinus is het de naastenliefde. Dat klinkt gek, want daardoor ga je toch juist met anderen delen? Inderdaad, je probeert anderen te geven wat ze nodig hebben, maar de liefde zelf kun je niet doorgeven.
Aan het begin van Les Misérables bijvoorbeeld is de hoofdpersoon net vrijgelaten uit de gevangenis; hij krijgt onderdak bij een bisschop, maar gaat er ’s nachts vandoor met het zilver. De bisschop kon zijn huis openstellen, een voorbeeld zijn van gastvrijheid; hij kon er niet voor zorgen dat zijn gast zich ook liefdevol zou gedragen. De liefde van anderen helpt ons niet wezenlijk, in onze ziel, tenzij we zelf door die liefde worden ‘aangestoken’.

Laat de noodverlichting dus maar branden, ook als het gewone licht dooft. Want alles gaat voorbij, maar de liefde blijft.

Geef een antwoord