Pastoor Van der Peet: traditie in een gezond jasje.

In dit interview spreken we met pastoor Van der Peet. Sinds 2022 is hij als pastoor verbonden aan de parochie van Laren, Noord Holland. Geboren in een gezin van drie kinderen in Haarlem, met een vruchtbare katholieke opvoeding, ontdekte hij al op zeer jonge leeftijd zijn priesterroeping, maar hij vertrok niet direct naar het seminarie. Zijn eerste geestelijke jaren na de middelbare school bracht hij door in het klooster van de Benedictijnen te Egmond. Nog vóór het afleggen van de eeuwige geloften echter, besloot hij dat dit niet zijn weg was: God had het kennelijk anders bedoeld en de keuze viel alsnog op het navolgen van de wens om priester te worden. Niet in het enige seminarie dat ons land in de jaren tachtig rijk was, Rolduc, want de geboren Haarlemmer kon het niet over zijn hart verkrijgen het schone Holland achter zich te laten en naar Limburg te verhuizen. In plaats daarvan bleef hij in het noorden, en volgde een theologische opleiding aan de katholieke Hogeschool van Amsterdam.  Eenmaal afgestudeerd kwam de ervaring van het monnikenleven al snel het biddende leven van de jonge kapelaan en nu, decennia later, pastoor goed van pas. Spiritualiteit werd een sleutelbegrip in zijn leven. Iets dat hij jongeren dan ook graag wil meegeven. Liefde voor de traditie is hem veel waard, maar dan wel op een gezonde manier. In het interview bevragen we de pastoor dus niet alleen hoe we als Kerk om kunnen gaan met de traditie en met elkaar, maar óók en vooral met anderen om ons heen. 

Door: Michel Letteboer, Linda de Valk & Chiara Chimienti.

Pastoor, jongeren lijken vaker dan vroeger sterk aangetrokken tot de traditie. Daarin zijn allerlei bewegingen steeds zichtbaarder. Zo ook het traditionalisme. Waarin schuilt volgens u de aantrekkingskracht van traditionalistische stromingen binnen en buiten de Kerk? Hoe kunnen we daar als Kerk een antwoord op formuleren?

“Ik begrijp het wel erg goed, dat mensen dat zoeken. We leven natuurlijk in een tijd dat mensen erg naar identiteit zoeken, en dat is begrijpelijk, want de maatschappij is zo verbrokkeld en geïndividualiseerd. En dat gebeurt overal; in de politiek, maar ook in de kerk. Mensen zoeken naar hele duidelijke, beproefde vormen. En mensen grijpen ook terug, op de traditie. Ik ben zelf ook een traditionele katholiek; ik ben geen traditionalist, want dan wordt een zogenaamde “door jou” geformuleerde traditie het einddoel. Maar traditie moet je naar de bron voeren; naar Christus, naar God. En niet zozeer het koesteren van allerlei vormen, want dan worden we ritualisten. En dat moeten we niet worden; de rites helpen ons om naar God te komen. De rites zijn de weg, niet het doel. En dat schrikt me soms af van de traditionalistische bewegingen, dat rites een doel worden, de verheerlijking van een tijdgebonden vorm. En wat ik nog moeilijker vind, is dat een bepaalde liturgische vorm, devotie of spiritualiteit, een beetje als strijdmiddel wordt ingezet, tegen een tegenpartij. Dat vind ik lastig.”


Hoe denkt u tegen dat licht over de discussie rond de liturgie van de Kerk? Vooral jongeren hebben een grotere interesse in de buitengewone ritus (= Tridentijnse Mis, red.). Hoe zou de Kerk daar op een effectieve manier een antwoord op kunnen bieden? 

“De liturgie moet beter. Die moet mystieker. Niet alleen in de vorm, maar ook in de persoonlijke beleving, we moeten zelf de diepte in: Christus zoeken, Hem ontmoeten. Dat rechtvaardigt het bestaan van de liturgie: dat we Christus ontmoeten in Zijn woord en Sacrament. Dus of het nou de liturgie van vóór Vaticaan II of de huidige liturgie is; hoe belangrijk ik die ook vind, daar gaat het niet om. Wat ik dan ook heilloos vind is dat er nu een soort strijd is ontstaan in de Kerk, waarbij de één beter zou zijn dan de ander. Dat is wel het laatste dat we moeten hebben: als het Huis intern verdeeld raakt. Alsof de uitdagingen van buitenaf nog niet groot genoeg zijn. Dat is dan ook de reden dat paus Franciscus zegt: “een beetje rustig aan”. En het is zo jammer, want paus Benedictus XVI besloot destijds de oude liturgie opnieuw ruimte te geven in de hoop dat de nieuwe liturgie iets van de warme en de rijkdom van de oude liturgie zou overnemen. Maar het tegengestelde is gebeurd: we zijn tegenover elkaar gaan staan. Dat is vreselijk. En de huidige paus heeft nu de conclusie getrokken: dit is niet de goede weg.”

 

Als je de beslissingen van concilies aan gaat vechten… dat is in feite gewoon protestants.”

 

Een vergelijkbaar onderwerp is waar de Kerk al heel lang mee worstelt: hoe denkt u dat de situatie met de priesterbroederschap Pius X zou kunnen worden opgelost? 

“Allereerst vind ik dat het destijds een moedige stap is geweest van paus Benedictus XVI om de excommunicatie van de priesterbroederschap Pius X op te heffen. Maar het heeft niets opgeleverd. Ik denk dat de enige oplossing is dat men de inzichten en de besluiten van het Tweede Vaticaans Concilie serieus neemt. Ze verwerpen bijvoorbeeld de godsdienstvrijheid. Ze verwerpen de belangrijkste documenten van het concilie. Dat kan echt niet, dat is niet katholiek. Dan verbreek je de gemeenschap. Als je de beslissingen van concilies aan gaat vechten… dat is in feite gewoon protestants. Het probleem van de broeders van Pius X is dan ook niet de oude liturgie. Het gaat om de kijk op het geloof, en de kijk op de plaats van het katholieke geloof in de wereld van vandaag. Dat wijzen ze af. Als je dus kijkt naar het decreet over godsdienstvrijheid (Nostra Aetate, red.), dat is een van de belangrijkste besluiten van het concilie. Zoals de verhouding tot het Jodendom, en de Islam. De visie op de paus, de verhouding van de paus tot de bisschoppen (Lumen Gentium, red.). Dat wijzen ze dus af. En daarnaast dus ook de nieuwe liturgie, maar dat vind ik nog niet eens het grootste probleem. Daar is wel een mouw aan te passen. Maar het denken over de kerk, en over de waardigheid van de mens… sterker nog: alle documenten wijzen ze af. En dat kan niet. Alsof je zou zeggen: “het concilie van Chalcedon, over de naturen van Christus, dat wijs ik af.” Stel je voor dat ik dat zou zeggen? Dat ik dat hier ga roepen? Als je één concilie afwijst, kun je alle concilies afwijzen. Dat is wat er gebeurt bij de broederschap van Pius X. Dus als je daar naartoe gaat, dan moet je wel weten wat daar gebeurt.

En dan is het heel belangrijk dat dát is wat paus Benedictus XVI had gewild: met het opheffen van die excommunicatie wilde hij het gesprek openen over hun houding ten opzichte van Vaticanum II. En het is een groot schandaal dat zij daar niet op zijn ingegaan. En wat paus Benedictus betreft: die man is geen recht gedaan. Hij heeft als een nederige man, ik vond het tenminste heel nederig, gezegd: “ik hef dat op, laten we een poging doen.” En daar niet op ingaan, dat is ongehoorzaam. En dat past een katholiek niet zo.

Want gehoorzaamheid betekent ook: samen luisteren naar wat de Heilige Geest de Kerk influistert. Maar als je ontkent dat de Heilige Geest de Kerk geleid heeft bij Vaticaan II, en in deze moderne tijd… dan raak je toch echt de kern van het geloof, vind ik. Ik zou het mensen, met alle respect, toch afraden om daar in mee te gaan. Het geeft geen toekomst.”

 

En dan gaan we even helemaal de andere kant op: hoe denkt u over de oecumenische beweging? Waarin we juist de verbinding zoeken met mensen om ons heen?

“Ik ben daar voorzichtig positief over. Het is een opdracht: datzelfde Vaticaans concilie heeft ons de opdracht gegeven om sporen van het Evangelie buiten de Katholieke Kerk serieus te nemen, en om daarmee in gesprek te gaan. Samen ook meer katholiek te worden. De protestantse broeders en zusters moeten dus katholieker worden, maar wijzelf ook. Het is ook een opdracht aan de Kerk, om katholieker te worden; algemener te worden, dus gemeenschappelijker. Ook in de Katholieke Kerk zit immers de neiging om zich een beetje af te zonderen en niet open te staan voor het werk van de Heilige Geest, die natuurlijk altijd ruimte zoekt om mensen samen te brengen en het geloof te brengen. Het is onze gemeenschappelijke opdracht om beter naar het Evangelie, naar Christus, te luisteren. Dat is de opdracht voor de protestanten en de orthodoxe christenen, maar ook voor ons. De letterlijke betekenis van “katholiek” is ook: universeel. Wat wil zeggen: alles omvattend. Zo denk ik dus over oecumene. Dus niet door maar zoveel mogelijk op elkaar te willen lijken, en allemaal maar wat water bij de wijn te doen. Maar door hoe je samen optrekt naar Gods Koninkrijk. Daarin moeten we beter naar elkaar toe groeien.”

 

De protestantse broeders en zusters moeten dus katholieker worden, maar wijzelf ook.”

 

Wat wel een lastig thema is, is dat veel katholieke jongeren geneigd zijn meer of soms uitsluitend om te gaan met andere katholieke jongeren, en dus niet in aanraking komen met anders- of niet gelovige mensen. Dat ze zelfs vriendschappen verliezen met mensen die niet katholiek zijn. Welke handvatten zou u kunnen geven aan jongeren om met leeftijdsgenoten die niet geloven over het geloof te praten?

“Dat klinkt toch een beetje sektarisch, dat kan soms toch een beetje neigen naar sektarisme (alleen omgaan met mensen in je eigen kring, red.) , en dat is toch wel zo on-katholiek. Maar ik begrijp wel dat het erg moeilijk is, hoor. Toen ik zelf nog tot de categorie ‘jongeren’ behoorde, toen was het al moeilijk om het geloof ter sprake te brengen, en toen was het nog een veel christelijker maatschappij, met meer kerk-gebonden mensen dan nu. Dus het lijkt me voor jongeren van nu helemaal moeilijk. Dus ik begrijp zeker dat je elkaar opzoekt, als katholieke jongeren, en dat moet je ook zeker doen.

Ik herinner me wel een anekdote die hierbij past. Ik was pas kapelaan in Haarlem, ik was pas gewijd, en toen werd ik uitgenodigd door een van de meest afgezonderde, christelijk gereformeerde kerkgenootschappen, en die waren toen nog strenger dan ze nu zijn. En hun jongeren waren het Bijbelboek Leviticus aan het lezen. En dat is wel een van de moeilijkste boeken uit het Oude Testament, met al die wetten van Mozes, en die rituelen rond de Tempelcultus. Niemand leest er ooit in. Maar de jeugd-ouderling van de christelijk gereformeerde kerk in Haarlem belde mij op: “kapelaan, heeft u tijd om een avondje met ons te komen praten?” Nou, ik viel bijna van mijn stoel. Ik zei: “heb je dat wel aan de dominee gevraagd? En aan de kerkenraad?” Nee, dat hadden ze niet gevraagd, want dan zou men toch ‘nee’ hebben gezegd. Dat er in dat gebouw een katholieke priester zou komen… dus ik heb wel aangedrongen dat ze het toch zouden zeggen tegen de dominee, want ik ga daar natuurlijk niet stiekem via de achteringang naar binnen: dan bederf ik de verhoudingen helemáál. Dus het is op mijn aandringen in de kerkenraad besproken, maar dat stuitte op nee. Na aandringen van de jeugd-ouderling is men uiteindelijk toch overstag gegaan, maar, zei de dominee: “ik wil wel weten hoe laat die priester aankomt, want dan zorg ik dat ik weg ben”. Ik ben daar dus naartoe gegaan en heb een prachtige avond gehad, samen met wel dertig jongeren. Dus dat was heel mooi wat die mensen deden: ze gingen niet meteen de discussie aan, maar ze gaven mij een goed voorbeeld. Ze waren gewoon benieuwd om met mij de Bijbel te lezen.

Ik heb daar dus van geleerd. Ook al sta je nog zo ver van elkaar af: je kunt toch tot elkaar komen. Dat is ook voor katholieken een hele belangrijke les: je hoeft niet meteen je eigen geloof te gaan verkondigen. Wel zelf trouw zijn, geloofwaardig zijn als gelovige, dan heb je niks te vrezen. Dan kun je met iedereen praten. Dan hoef je niet voortdurend over het geloof te praten. Of je nou katholiek bent of niet; je hebt allemaal als jongere dezelfde vragen, uitdagingen en verlangens. Dus daar moet je bij beginnen: bij de gewone dingen. En van daaruit, als zij weten dat jij gelovig bent (of katholiek), dan kunnen zij geïnteresseerd raken in jou, zo van: “hoe is dat nou, als gelovige?” Want als je meteen begint met het geloof verkondigen, als je alleen maar over geloofszaken wilt praten, dan wordt het moeilijk denk ik.”

 

Hoe kunnen we mensen dan toch verder vertrouwd maken met de aanwezigheid van God in hun leven? Wat helpt hen om hun gedachten vorm te geven naar een wijze waarop het goddelijke niet langer afwezig is? 

“We maken allemaal hetzelfde mee als mensen. We raken verliefd, gaan trouwen, maar verliezen ook dierbare mensen zoals onze opa’s. en dan zoeken we naar antwoorden. En dat zijn momenten waarop mensen een beroep kunnen doen op jouw geloof, zo van: “hoe zit dat nou, waar is mijn overleden opa?” En daarop heb jij dan een antwoord te bieden. En dat moet je niet te snel doen, maar wacht tot er een beroep op je wordt gedaan. Dus het is jammer als katholieke jongeren zich afzonderen, of bang worden voor de “boze buitenwereld”. Je geloof wordt er niet minder op als je gewoon contact zoekt. Gewone, menselijke contacten onderhoudt. Jezus doet dat ook, bijvoorbeeld met de Emmaüsgangers. Hij gaat zomaar met ze op weg, Hij gaat niet eerst om een doopbewijs vragen. Hij praat over wat zij meemaken, op hun weg van verdriet en teleurstelling. En zo komen ze tot iets anders, dat ze Hem gaan herkennen, het brood breken.”

 

Een heel praktische vraag dan, voor veel jongeren: als je niet weet hoe je moet bidden hoe kan je dan het best bidden?

“Dat doet mij denken aan een verhaal uit de Bijbel. De apostelen zien Jezus bidden, en als Hij dan klaar is met bidden, vragen ze: “Heer, leer ons bidden.” En Jezus antwoordt met het Onze Vader. Dus het begint ermee dat je God “Vader” noemt. Daar begint het mee: je hebt een Vader.

Het is een gegeven dat Jezus heel vertrouwelijk omging met God, Hem ook Vader noemde. Of: “Abba”, dat betekent “Vadertje”, want het is een verkleinwoordje. Dat krijgen wij er amper uit, maar Hij deed dat. Dus in gebed mag je eigenlijk alles zeggen. En waarom zou je ook niet, want God kent jouw hart. Beter dan dat je je eigen hart kent. Dus ja: ik denk dat je alles kunt zeggen.  Maar je hoeft ook niet altijd van alles te zeggen. Soms kun je ook gewoon in elkaars aanwezigheid zijn zonder iets te zeggen. Zoals met een geliefde. Dat doen we immers ook in aanbidding; dat is ook een vorm van bidden. Ik heb dan zelf ook niet altijd een half uur lang de Heer van alles te vertellen. Er gewoon zijn is dan soms ook genoeg.”

 

Tot slot gaan we nog even terug naar uzelf. Hoe ziet u de ontwikkeling van uw persoonlijke toekomst?

“Ik ben natuurlijk niet meer de allerjongste. Als ik gezond mag blijven, hoop ik hier in Laren tot de canonieke leeftijd te mogen blijven, werken en leven. Dus dat is nog een jaar of tien. Daar hoop ik op, daar bid ik voor, dat ik dat kan. En dat we deze parochie met elkaar een boost kunnen geven. Ik ben niet zo zeer optimistisch, maar eerder hoopvol. Gezien de maatschappelijke ontwikkelingen is er niet zo heel veel reden tot optimisme, maar als christen ben ik zeker hoopvol. Ik geloof in wonderen, en dat mensen tot inzicht en bekering kunnen komen. Daar hoop ik op; zo ben ik. Ik heb ook veel wonderen gezien. Misschien niet in de zin van dat mensen ineens genezen van allerlei ziektes, maar ik heb veel mensen tot geloof zien komen en zien groeien. En dat is wat God doet, niet ik. Maar dat zijn wonderen, en daar geloof ik in. In de Bijbelse zin: de grote daden van God, zo zie ik een wonder. En als je daar een rol in mag spelen, is dat bijzonder.”

 

En over wonderen gesproken: wat zijn mogelijke manieren om de drempels weg te nemen voor mensen om naar de kerk te komen of het katholieke geloof te ontdekken? Hoe zouden we bijvoorbeeld een verandering kunnen brengen in het feit dat met kerst de hele Sint-Jansbasiliek van Laren vol zit en in de rest van het jaar niet? Hoe denkt u dat we deze mensen kunnen bereiken?  

“Kijk, als ik het wist dan was het probleem opgelost. Maar je kunt het ook van de andere kant bekijken: enkele keren per jaar zijn er zeer velen. Dan komen al die families naar de kerk. Dat is ook iets goeds. Dus dan kunnen we somberen over het feit dat ze niet elke zondag komen, maar je kunt ook vreugdevol zijn daarover en zeggen: ‘we hebben die band’. Dat is de rijkdom van dit dorp, dat we dat hebben. Daarmee ben ik misschien nog niet klaar, maar ik ben blij dat dat er is! Dat er enkele keren per jaar veel mensen zich thuis voelen in de kerk. Daarom moet bijvoorbeeld de Sint-Jansprocessie gewoon goed zijn, en inspireren. En de grootste uitdaging is natuurlijk de catechese en de overdracht van het geloof. Daarin valt veel te doen. Ook en vooral met jongeren.”

 

Let op! Een speciale editie van dit interview, inclusief exclusief beeldmateriaal, vind je terug in de komende Omega! Heb jij al een abonnement?

Geef een antwoord